Het zal u niet ontgaan zijn, de inflatie is aan een stevige opmars bezig. In maart lag het gemiddeld prijspeil zo'n 10 procent hoger dan in maart vorig jaar. Zulke cijfers hebben we lang niet gezien. We moeten terug naar midden jaren zeventig voor vergelijkbare inflatiecijfers. De inflatie wordt gemeten door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Maandelijks meet het CBS hoeveel duurder een representatief mandje producten geworden is ten opzichte van dezelfde maand een jaar eerder.
De koopkracht neemt af
Inflatie betekent dat het geld minder waard wordt. Anders gezegd: inflatie neemt een hap uit de koopkracht van ons budget. Nu hoeft het niet zo te zijn dat een inflatie van 10 procent voor iedereen precies 10 procent minder koopkracht betekent. Iemand die nooit autorijdt, heeft geen last van de hogere benzineprijs – uiteraard wel van de gestegen olieprijs, die veel producten duurder maakt. Verder gaan mensen hun koopgedrag veranderen. Ze gaan naar goedkopere supermarkten of mijden bepaalde, in hun ogen te dure, producten. En je kúnt natuurlijk langs de snelweg tanken, maar er zijn genoeg goedkopere alternatieven.
Twee typen inflatie
Economen onderscheiden ruwweg twee typen inflatie. Het eerste type is bestedingsinflatie. Dat type inflatie doet zich voor als bedrijven moeite hebben om aan de toenemende vraag naar goederen en diensten te voldoen. Er ontstaat dan over een breed front schaarste en die schaarste drijft de prijzen op. Het tweede type inflatie wordt wel kosteninflatie genoemd en wordt veroorzaakt doordat vooral bepaalde producten duurder worden. Zowel in de jaren zeventig als nu is de prijsstijging van energie de voornaamste oorzaak.
De huidige inflatie
De inflatie van het moment is grotendeels het gevolg van de oorlog in Oekraïne, die leidt tot een stijging van de energieprijzen. Een duidelijk voorbeeld van kosteninflatie dus. Maar bestedingsinflatie is niet helemaal afwezig. In de postcorona-periode is er sprake van inhaalbestedingen, waardoor veel bedrijven nauwelijks aan de vraag naar hun producten kunnen voldoen. Op de arbeidsmarkt zie je de gevolgen: er zijn momenteel meer vacatures dan werklozen.
Stagflatie?
Een vraag die je kunt stellen is: gaan we naar een periode van stagflatie? Stagflatie is een combinatie van een stagnerende economie aan de ene kant en inflatie aan de andere kant. Deze combinatie is eerder voorgekomen. Ook in de jaren zeventig hadden we te maken met stagflatie: de economische groei nam af, de werkloosheid nam toe en ten gevolge van de oliecrisis hadden we met stijgende prijzen te maken. Ook nu hebben we met stijgende energieprijzen te maken. Daar komt bij dat het Centraal Planbureau (CPB), de rekenmeester van het kabinet, een afname van de economische groei in de komende jaren voorspelt.
De Europese Centrale Bank
Hier komen we de rol van de Europese Centrale Bank (ECB) tegen. De ECB is opgericht om de inflatie te bestrijden. Praktisch gezien dient de ECB te streven naar een inflatie van iets onder de 2 procent per jaar. Ideaal zou natuurlijk zijn een inflatie van precies nul, maar die kan gemakkelijk omslaan in deflatie, prijsdalingen, zodat iedereen zijn bestedingen gaat uitstellen, met alle gevolgen van dien. De inflatie in het eurogebied was met 7,5 procent in maart weliswaar lager dan die in Nederland, maar toch aanzienlijk hoger dan de doelstelling van tegen de 2 procent. Waarom doet de ECB niets? In de ogen van ECB-critici zou de bank de rente moeten verhogen, zodat lenen duurder wordt. De vraag naar goederen en diensten neemt dan af, evenals de inflatie.
De rente verhogen of toch niet?
Nu is het gemakkelijk kritiek te hebben op de ECB, maar de werkelijkheid is, zoals gebruikelijk, weerbarstig. Een renteverhoging is een goed middel tegen bestedingsinflatie, de bedoeling is immers dat de bestedingen afnemen, waardoor de prijzen minder stijgen. Maar de huidige inflatie is goeddeels kosteninflatie. En dan kan een renteverhoging gemakkelijk tot stagflatie leiden. Een renteverhoging ontmoedigt immers consumptie en investeringen en kan tot een stagnerende economie leiden. Tegelijkertijd heeft de rente nauwelijks invloed op de energieprijzen, zeker niet op korte termijn. Het is begrijpelijk dat de ECB weinig zin had en heeft om een economie die na corona aan het opkrabbelen is, tot een periode van stagflatie te veroordelen. Maar de druk op de ECB om te rente te verhogen neemt toe, zeker nu de Amerikaanse centrale bank de rente wel verhoogt. De president van de ECB, Christine Lagarde, heeft inmiddels aangekondigd dat een renteverhoging binnen een paar maanden mogelijk is.
Zuid-Europese staatsschuld
De ECB heeft nog een bijzondere reden om terughoudend te zijn met een renteverhoging. Die heeft te maken met de enorme staatsschuld van Zuid-Europese landen als Italië en Griekenland. Elk jaar moet een deel van die staatsschuld vernieuwd worden. Als de rente stijgt, bestaat de kans dat die schulden onbeheersbaar worden. Nu bestaat de ECB niet om de staatsschuld van bepaalde landen beheersbaar te houden, maar het is wel degelijk een factor waarmee rekening wordt gehouden.