Moet de overheid meer lenen?
De publieke sector, ruwweg: de overheid, voert essentiële taken uit. Ze beschermt ons tegen vijandelijke legers, tegen brand, tegen het wassende water en tegen ordeverstoorders. Achttiende-eeuwers vonden dat wel voldoende. Een kleine overheid die elementaire veiligheid bood - meer had de zogenaamde nachtwakersstaat niet nodig.
De publieke sector groeit...
Daar denken we nu iets anders over. In de negentiende eeuw al ging de overheid zich met de infrastructuur bemoeien. Op grote schaal werden kanalen gegraven en wegen aangelegd. En als we nu om ons heen kijken vinden we maar weinig waar de overheid zich niet mee bemoeit. De publieke sector heeft de fase van de nachtwakersstaat definitief achter zich gelaten en bouwt scholen en ziekenhuizen, gooit bij een pandemie de halve economie op slot, heeft een uitgebreid systeem van sociale zekerheid opgebouwd, probeert de planeet te redden en bepaalt wanneer koekjes roomboterkoekjes mogen worden genoemd.
... en dat moet betaald worden
Al die activiteiten kosten geld, veel geld. De klassieke manier om aan geld te komen is belastingheffing. Soms probeerden, vooral middeleeuwse, machthebbers minder fraaie wegen te bewandelen. Bijvoorbeeld: het omsmelten van munten tot nieuwe munten met een hogere nominale waarde. De koning kon dan een groter leger bekostigen, maar de bevolking zuchtte onder inflatie. Maar afgezien daarvan: naast belastingheffing was en is er voor de overheid eigenlijk maar één andere legale manier om aan geld te komen: lenen.
Enkele cijfers voor 2022, nog zónder de maatregelen van het nieuwe kabinet. De overheidsuitgaven zijn gepland op € 353 miljard, de belastinginkomsten op € 334 miljard, zodat er een tekort van € 19 miljard ontstaat. Dit laatste bedrag moet worden geleend op de kapitaalmarkt. Anders uitgedrukt: van de totale uitgaven van de publieke sector wordt 95 procent gedekt door belastinginkomsten en de overige 5 procent wordt geleend. Een degelijke begroting, Neerlands zuinige reputatie waardig.
Er waait een nieuwe wind
Inmiddels hebben we een nieuwe regering, met de VVD als grootste partij. En als liberale partij is de VVD nooit een pleitbezorger geweest van een grote overheid. Maar corona heeft laten zien dat overheidsdiensten essentieel kunnen zijn en dat de markt niet alles kan oplossen. Zo is zelfs de VVD iets opgeschoven richting een sterkere overheid. Tel daarbij op dat partijen als D66 en de Christen Unie uit zichzelf al geen bezwaar hadden tegen een sterke publieke sector, dan mogen we van het nieuwe kabinet een heel ander soort begroting verwachten dan we de laatste tijd gewend zijn.
Een noviteit: aparte fondsen
En in die verwachting worden we niet teleurgesteld. Het deel van de begroting dat wordt geleend op de kapitaalmarkt gaat fors omhoog. Voor bepaalde doeleinden worden speciale fondsen gevormd. De daarvoor benodigde middelen worden geleend. "Nu kan het nog", zal men gedacht hebben, "de rente is vrijwel nul, zodat lenen gratis is". Dat was destijds ook de gedachte achter het Wopke-Wiebes-fonds, dat met deze begroting een forse uitbreiding krijgt. En die nieuwe fondsen zijn bepaald niet kinderachtig. Een klimaatfonds van € 35 miljard, een stikstoffonds van € 25 miljard, diverse fondsen om de infrastructuur te verbeteren, defensie en onderwijs te versterken, samen zo'n € 20 miljard.
Het tekort neemt toe
Om de gedachten te bepalen: als de extra miljarden in drie jaar uitgegeven zouden worden (de tijd die het nieuwe kabinet nog rest), komt er jaarlijks ruim € 25 miljard extra bovenop het reguliere tekort. Een ruime verdubbeling van het huidige tekort dus. Je kunt daar verschillend tegenaan kijken. Je kunt zeggen: daar gaat de Nederlandse reputatie van degelijkheid. Je kunt ook zeggen: zo worden in één keer achterstanden ingehaald die de vorige kabinetten hebben laten liggen en erft ons nageslacht, behalve forse schulden, ook een schoner, beter opgeleid en beter bereikbaar land. Kiest u maar.
Blijven we binnen de EU-regels?
Een andere kwestie is: loopt het niet uit de hand met de Nederlandse staatsschuld? Volgens EU-regels mag die niet hoger dan 60 procent van het bruto binnenlands product (bbp) zijn. Niet dat veel EU-landen zich daar iets van aantrekken, maar Nederland doorgaans wel. Het idee van de huidige coalitie is dat de nieuwe fondsen een tijdelijk fenomeen zijn. Als het geld op is, is het op. Daarvan uitgaand loopt de staatsschuld op tot een fractie boven de 60 procent. Dat zou alleszins aanvaardbaar zijn. Het Centraal Planbureau, dat een en ander heeft doorgerekend, gelooft echter niet dat de uitgaven uit de nieuwe fondsen tijdelijk zullen zijn. Eenmaal gewend aan de nieuwe uitgaven, zullen ze structureel worden, d.w.z. krijgen ze een blijvend karakter. Als dat zo is, zou de staatsschuld oplopen tot meer dan 90 procent van het bbp. Daar komt bij dat de rente nu laag is, maar wie zegt dat dat zo blijft? Bij een stijgende rente wordt de financiering van de nieuwe fondsen vanzelf duurder.
En de uitvoerbaarheid?
En dan is er natuurlijk nog de vraag of al dat extra geld wel besteed kan worden. Je kunt wel extra onderwijzers en militairen willen aantrekken, maar waar haal je die bij een krappe arbeidsmarkt vandaan? De kans bestaat dat de lonen fors gaan stijgen en dat daardoor de inflatie, die toch al oploopt, een extra duwtje krijgt.
Onzekerheden genoeg dus. Die onzekerheden moeten worden afgezet tegen de koene greep die het nieuwe kabinet doet om achterstanden in de publieke sector in te halen. Politiek blijft een kwestie van kiezen.