Vermogen in Nederland

2023-01-30T13:52:45Z
Trustus

De in 2010 overleden econoom Jan Pen bedacht ooit de zogenaamde 'parade van Pen'. Daarmee wilde hij op een beeldende manier de vermogensverdeling laten zien. Pen stelde zich voor dat elk van de acht miljoen Nederlandse huishoudens vertegenwoordigd wordt door één persoon. Die persoon heeft een lengte overeenkomend met zijn of haar vermogen. Mensen met een laag vermogen worden als dwergen afgebeeld, mensen met veel vermogen als reuzen. Er ontstaat dan een lange rij van acht miljoen, steeds langer wordende personen, gerangschikt van het laagste tot het hoogste vermogen.

Onderdelen van het vermogen
Even tussendoor: onder vermogen bedoelen we hier de waarde van de bank- en spaarrekeningen, het bezit aan onroerend goed (waaronder woningen), ondernemingsvermogen en het bezit aan effecten, zoals aandelen en obligaties. De schulden, zoals hypothecaire leningen, worden van de genoemde bezittingen afgetrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen wordt door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) niet meegenomen, aangezien daar niet vrijelijk over beschikt kan worden, niet door de pensioengerechtigde zelf en evenmin door de erfgenamen.

Een uur durende optocht
Terug naar de parade van Pen: we laten die optocht gedurende een uur aan ons voorbijtrekken. De eerste tien minuten is er niemand te zien. Het gaat dan om huishoudens met schulden of met woningen die 'onder water' staan. Daarna neemt de lengte van de personen en daarmee het vermogen geleidelijk toe. Pas na zo'n drie kwartier komt het huishouden met het gemiddelde vermogen langs. In 2021, het laatste jaar waarover cijfers beschikbaar zijn, lag dat rond de € 260.000. In de zestigste minuut passeren reuzen met een vermogen van miljoenen of zelfs miljarden euro's.

Gemiddeld of mediaan?
Een gemiddeld vermogen van € 260.000 lijkt intuïtief misschien aan de hoge kant. We moeten echter niet vergeten dat dat gemiddelde omhoog getrokken wordt door een aantal zeer grote vermogens aan de bovenkant van de verdeling. De Quote 500 telde vorig jaar 47 (Nederlandse) leden met een vermogen van minimaal een miljard euro. Het CBS probeert een voor het gevoel wat realistischer beeld te geven van de vermogensverdeling door middel van het zogenaamde doorsneevermogen. Statistici spreken dan over het mediane vermogen. Toegepast op de parade van Pen: degene die precies in het midden van de optocht staat, beschikt over het doorsnee- of mediane vermogen. In 2021 bedroeg dat vermogen € 87.000.

Nivellering in de twintigste eeuw
Getallen zeggen pas iets als je ze in perspectief zet. We kunnen de ontwikkeling van de vermogensverdeling bijvoorbeeld in de loop van de tijd bekijken. Aan het begin van de 20ste eeuw was de Nederlandse vermogensverdeling extreem ongelijk. Nog in 1914 bezat de rijkste 1 procent van de Nederlanders ruim 56 procent van het totale vermogen. De daarop volgende zestig jaar trad een zeer forse nivellering op. In 1975 bezat de rijkste 1 procent 'nog maar' 25 procent van het totale vermogen, meer dan een halvering van de ongelijkheid dus! Daarna schommelde het aandeel van de rijkste 1 procent tussen de 20 en de 25 procent.

Stabilisatie de afgelopen jaren
Ondanks de veelgehoorde kritiek dat de verschillen in Nederland de laatste jaren steeds groter worden, geven de cijfers over de vermogensverdeling een ander beeld. Een veel gebruikte maatstaf om de vermogensverschillen weer te geven is de zogenaamde Gini-index. Kortweg: dat is een getal tussen de nul en de één; hoe groter dat getal, hoe groter de verschillen zijn. In 2011 was de Gini-index 0,78, steeg tot 0,82 in 2014 en daalde daarna tot 0,74 in 2021. Dat wijst op een vrij stabiel beeld en zelfs op een iets afnemende vermogensongelijkheid de afgelopen jaren.

Pensioenvermogen
Interessant is overigens de invloed van het immense pensioenvermogen dat Nederlanders bij elkaar hebben gespaard. Hoewel het CBS het opgebouwde pensioen niet meetelt bij de berekening van het vermogen, kan het evenmin over het hoofd worden gezien. Het pensioenvermogen is weliswaar niet vrijelijk beschikbaar, het heeft wel een grote invloed op de inkomensverdeling zodra het uitgekeerd wordt. Volgens het CBS beschikt de rijkste 1 procent nu over zo'n 25 procent van het totale vermogen. Zou je de opgebouwde pensioenen meetellen, dan kom je op nog maar 15 procent.

Internationaal perspectief
Ten slotte kunnen we ons afvragen waar Nederland internationaal staat wat de vermogensverdeling betreft. Daar zijn weinig recente gegevens over, we verlaten ons op een studie van Geert Reuten uit 2018. Hij keek naar de vermogensverdeling in 27 westerse landen. En welke maatstaf je ook gebruikt, steeds weer blijkt dat in de Verenigde Staten de vermogensverschillen het grootst zijn, direct gevolgd door Nederland, Denemarken, Letland en Duitsland. De vermogensverschillen in Nederland zijn in de twintigste eeuw weliswaar sterk afgenomen, internationaal doen we mee in de top van de verschillen.

De in 2010 overleden econoom Jan Pen bedacht ooit de zogenaamde 'parade van Pen'. Daarmee wilde hij op een beeldende manier de vermogensverdeling laten zien. Pen stelde zich voor dat elk van de acht miljoen Nederlandse huishoudens vertegenwoordigd wordt door één persoon. Die persoon heeft een lengte overeenkomend met zijn of haar vermogen. Mensen met een laag vermogen worden als dwergen afgebeeld, mensen met veel vermogen als reuzen. Er ontstaat dan een lange rij van acht miljoen, steeds langer wordende personen, gerangschikt van het laagste tot het hoogste vermogen.

Onderdelen van het vermogen
Even tussendoor: onder vermogen bedoelen we hier de waarde van de bank- en spaarrekeningen, het bezit aan onroerend goed (waaronder woningen), ondernemingsvermogen en het bezit aan effecten, zoals aandelen en obligaties. De schulden, zoals hypothecaire leningen, worden van de genoemde bezittingen afgetrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen wordt door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) niet meegenomen, aangezien daar niet vrijelijk over beschikt kan worden, niet door de pensioengerechtigde zelf en evenmin door de erfgenamen.

Een uur durende optocht
Terug naar de parade van Pen: we laten die optocht gedurende een uur aan ons voorbijtrekken. De eerste tien minuten is er niemand te zien. Het gaat dan om huishoudens met schulden of met woningen die 'onder water' staan. Daarna neemt de lengte van de personen en daarmee het vermogen geleidelijk toe. Pas na zo'n drie kwartier komt het huishouden met het gemiddelde vermogen langs. In 2021, het laatste jaar waarover cijfers beschikbaar zijn, lag dat rond de € 260.000. In de zestigste minuut passeren reuzen met een vermogen van miljoenen of zelfs miljarden euro's.

Gemiddeld of mediaan?
Een gemiddeld vermogen van € 260.000 lijkt intuïtief misschien aan de hoge kant. We moeten echter niet vergeten dat dat gemiddelde omhoog getrokken wordt door een aantal zeer grote vermogens aan de bovenkant van de verdeling. De Quote 500 telde vorig jaar 47 (Nederlandse) leden met een vermogen van minimaal een miljard euro. Het CBS probeert een voor het gevoel wat realistischer beeld te geven van de vermogensverdeling door middel van het zogenaamde doorsneevermogen. Statistici spreken dan over het mediane vermogen. Toegepast op de parade van Pen: degene die precies in het midden van de optocht staat, beschikt over het doorsnee- of mediane vermogen. In 2021 bedroeg dat vermogen € 87.000.

Nivellering in de twintigste eeuw
Getallen zeggen pas iets als je ze in perspectief zet. We kunnen de ontwikkeling van de vermogensverdeling bijvoorbeeld in de loop van de tijd bekijken. Aan het begin van de 20ste eeuw was de Nederlandse vermogensverdeling extreem ongelijk. Nog in 1914 bezat de rijkste 1 procent van de Nederlanders ruim 56 procent van het totale vermogen. De daarop volgende zestig jaar trad een zeer forse nivellering op. In 1975 bezat de rijkste 1 procent 'nog maar' 25 procent van het totale vermogen, meer dan een halvering van de ongelijkheid dus! Daarna schommelde het aandeel van de rijkste 1 procent tussen de 20 en de 25 procent.

Stabilisatie de afgelopen jaren
Ondanks de veelgehoorde kritiek dat de verschillen in Nederland de laatste jaren steeds groter worden, geven de cijfers over de vermogensverdeling een ander beeld. Een veel gebruikte maatstaf om de vermogensverschillen weer te geven is de zogenaamde Gini-index. Kortweg: dat is een getal tussen de nul en de één; hoe groter dat getal, hoe groter de verschillen zijn. In 2011 was de Gini-index 0,78, steeg tot 0,82 in 2014 en daalde daarna tot 0,74 in 2021. Dat wijst op een vrij stabiel beeld en zelfs op een iets afnemende vermogensongelijkheid de afgelopen jaren.

Pensioenvermogen
Interessant is overigens de invloed van het immense pensioenvermogen dat Nederlanders bij elkaar hebben gespaard. Hoewel het CBS het opgebouwde pensioen niet meetelt bij de berekening van het vermogen, kan het evenmin over het hoofd worden gezien. Het pensioenvermogen is weliswaar niet vrijelijk beschikbaar, het heeft wel een grote invloed op de inkomensverdeling zodra het uitgekeerd wordt. Volgens het CBS beschikt de rijkste 1 procent nu over zo'n 25 procent van het totale vermogen. Zou je de opgebouwde pensioenen meetellen, dan kom je op nog maar 15 procent.

Internationaal perspectief
Ten slotte kunnen we ons afvragen waar Nederland internationaal staat wat de vermogensverdeling betreft. Daar zijn weinig recente gegevens over, we verlaten ons op een studie van Geert Reuten uit 2018. Hij keek naar de vermogensverdeling in 27 westerse landen. En welke maatstaf je ook gebruikt, steeds weer blijkt dat in de Verenigde Staten de vermogensverschillen het grootst zijn, direct gevolgd door Nederland, Denemarken, Letland en Duitsland. De vermogensverschillen in Nederland zijn in de twintigste eeuw weliswaar sterk afgenomen, internationaal doen we mee in de top van de verschillen.