Geld: publiek of privaat?

2023-04-26T16:42:14Z
Trustus

Ooit werd geld uitsluitend door overheden in omloop gebracht. Anders gezegd: geld was een exclusief publieke aangelegenheid. Hertogen, graven, bisschoppen, koningen en keizers brachten metalen munten in omloop, munten die nu in musea en bij verzamelaars te vinden zijn. Later kwamen daar de bankbiljetten bij, in Europa vanaf de zeventiende eeuw.

Van publiek naar privaat
Kijken we naar het huidige geld, dan zien we dat publiek geld sterk is teruggedrongen. Publiek geld bestaat nog steeds uit munten en bankbiljetten, samen chartaal geld genoemd. In de loop van de 20ste eeuw is er het geld op onze bankrekeningen bijgekomen, het girale geld. Het chartale geld beslaat tegenwoordig minder dan 20 procent van de totale hoeveelheid geld, de rest is giraal. Voor betalingen geldt iets dergelijks. Gebeurde ooit 100 procent van de betalingen chartaal, in het huidige Nederland vindt nog maar 20 procent van de betalingen aan de kassa met munten en bankbiljetten plaats. De rest van de betalingen gaat via de pin of mobiel. En dan  zijn er nog de overboekingen van de ene bankrekening naar de andere.

Het allergrootste deel van onze geldzaken hebben we dus in handen gelegd van de banken. En banken zijn particuliere instellingen en niet zelden gevoelig voor vertrouwensverlies en daardoor instabiliteit. Dat hebben we laatst weer eens gemerkt bij de Amerikaanse Silicon Valley Bank en het Zwitserse Credit Suisse. De vraag is dan: moeten we zoiets essentieels als geld eigenlijk wel overlaten aan particuliere instellingen? De drinkwatervoorziening is toch ook in handen van (vooral) provinciale overheden? Aan de andere kant, energie en voedsel kopen we bij private bedrijven …....

Het probleem van de banken
Terug naar het bankwezen. Het probleem van moderne banken is dat er geen evenwicht bestaat tussen hun middelen en hun verplichtingen. De middelen bestaan uit chartaal geld in kas en vooral het tegoed van de banken bij de centrale bank, De Nederlandsche Bank. Tegenover de middelen hebben de banken verplichtingen aan hun klanten. Die klanten willen soms geld cash opnemen bij de geldautomaat en vooral: geld overmaken naar rekeningen bij andere banken. Het probleem is dat, als klanten plotseling en massaal geld willen opnemen of naar andere banken willen overboeken, banken onmogelijk aan die verzoeken kunnen voldoen. Hun middelen laten dat eenvoudig niet toe.

Bank run
Vóór het digitale tijdperk leidden geruchten dat er 'iets' met een bank aan de hand was tot een, in dat geval, fysieke bank run. Mensen verzamelden zich in lange rijen voor de bank om hun geld chartaal op te nemen. Tegenwoordig is een bank run digitaal – tenzij de website van de bank uit de lucht is. Bij een gebrek aan vertrouwen maken mensen hun geld over naar een rekening bij een andere bank (die je dan wel moet hebben). Zo'n digitale bank run is bedreigender dan een fysieke, omdat in zeer korte tijd enorme bedragen weggeboekt kunnen worden. Gegeven de onbalans tussen middelen en verplichtingen is het dus essentieel dat een bank het absolute vertrouwen van haar klanten geniet.

Hier komt dan de rol van de overheid om de hoek kijken. Geld mag dan steeds minder een publieke zaak zijn, de overheid houdt streng toezicht op de banken. Zo zijn er minimumeisen betreffende de middelen die banken moeten aanhouden. Ook is er een depositogarantiestelsel, dat banktegoeden tot – op dit moment –  € 100.000 per rekening garandeert. Maar dit soort voorzorgen heeft de kredietcrisis van 2008 en de onrust van onlangs niet kunnen voorkomen.

Terug naar publiek geld?
Om de rol van de publieke sector in het geldwezen weer enigszins terug te brengen, denken centrale banken na over digitaal centralebankgeld. De technische term is CBDC, dat staat voor Central Bank Digital Currency. Je zou het kunnen omschrijven als een digitaal bankbiljet. De vorm waarin CBDC's ingevoerd kunnen worden, is nog onduidelijk, maar je zou kunnen denken aan een betaalrekening bij de centrale bank, in ons geval De Nederlandsche Bank,  die elke burger kan openen. Zo'n rekening is in elk geval niet onderhevig aan de mogelijke wisselvalligheden waarmee particuliere banken te maken kunnen hebben.

Wel zou er een maximumbedrag voor zo'n CBDC-rekening moeten komen, bijvoorbeeld € 3.000. Zonder een dergelijk maximum bestaat de kans dat mensen hun geld massaal naar de veilige centralebankrekening gaan overmaken, wat neer zou komen op een bank run. Probleem is overigens wel dat centrale banken niet zijn ingesteld op het onderhouden van miljoenen bankrekeningen van hun klanten, zodat ze misschien toch een vorm van samenwerking met de particuliere banken gaan zoeken.

Ooit werd geld uitsluitend door overheden in omloop gebracht. Anders gezegd: geld was een exclusief publieke aangelegenheid. Hertogen, graven, bisschoppen, koningen en keizers brachten metalen munten in omloop, munten die nu in musea en bij verzamelaars te vinden zijn. Later kwamen daar de bankbiljetten bij, in Europa vanaf de zeventiende eeuw.

Van publiek naar privaat
Kijken we naar het huidige geld, dan zien we dat publiek geld sterk is teruggedrongen. Publiek geld bestaat nog steeds uit munten en bankbiljetten, samen chartaal geld genoemd. In de loop van de 20ste eeuw is er het geld op onze bankrekeningen bijgekomen, het girale geld. Het chartale geld beslaat tegenwoordig minder dan 20 procent van de totale hoeveelheid geld, de rest is giraal. Voor betalingen geldt iets dergelijks. Gebeurde ooit 100 procent van de betalingen chartaal, in het huidige Nederland vindt nog maar 20 procent van de betalingen aan de kassa met munten en bankbiljetten plaats. De rest van de betalingen gaat via de pin of mobiel. En dan  zijn er nog de overboekingen van de ene bankrekening naar de andere.

Het allergrootste deel van onze geldzaken hebben we dus in handen gelegd van de banken. En banken zijn particuliere instellingen en niet zelden gevoelig voor vertrouwensverlies en daardoor instabiliteit. Dat hebben we laatst weer eens gemerkt bij de Amerikaanse Silicon Valley Bank en het Zwitserse Credit Suisse. De vraag is dan: moeten we zoiets essentieels als geld eigenlijk wel overlaten aan particuliere instellingen? De drinkwatervoorziening is toch ook in handen van (vooral) provinciale overheden? Aan de andere kant, energie en voedsel kopen we bij private bedrijven …....

Het probleem van de banken
Terug naar het bankwezen. Het probleem van moderne banken is dat er geen evenwicht bestaat tussen hun middelen en hun verplichtingen. De middelen bestaan uit chartaal geld in kas en vooral het tegoed van de banken bij de centrale bank, De Nederlandsche Bank. Tegenover de middelen hebben de banken verplichtingen aan hun klanten. Die klanten willen soms geld cash opnemen bij de geldautomaat en vooral: geld overmaken naar rekeningen bij andere banken. Het probleem is dat, als klanten plotseling en massaal geld willen opnemen of naar andere banken willen overboeken, banken onmogelijk aan die verzoeken kunnen voldoen. Hun middelen laten dat eenvoudig niet toe.

Bank run
Vóór het digitale tijdperk leidden geruchten dat er 'iets' met een bank aan de hand was tot een, in dat geval, fysieke bank run. Mensen verzamelden zich in lange rijen voor de bank om hun geld chartaal op te nemen. Tegenwoordig is een bank run digitaal – tenzij de website van de bank uit de lucht is. Bij een gebrek aan vertrouwen maken mensen hun geld over naar een rekening bij een andere bank (die je dan wel moet hebben). Zo'n digitale bank run is bedreigender dan een fysieke, omdat in zeer korte tijd enorme bedragen weggeboekt kunnen worden. Gegeven de onbalans tussen middelen en verplichtingen is het dus essentieel dat een bank het absolute vertrouwen van haar klanten geniet.

Hier komt dan de rol van de overheid om de hoek kijken. Geld mag dan steeds minder een publieke zaak zijn, de overheid houdt streng toezicht op de banken. Zo zijn er minimumeisen betreffende de middelen die banken moeten aanhouden. Ook is er een depositogarantiestelsel, dat banktegoeden tot – op dit moment –  € 100.000 per rekening garandeert. Maar dit soort voorzorgen heeft de kredietcrisis van 2008 en de onrust van onlangs niet kunnen voorkomen.

Terug naar publiek geld?
Om de rol van de publieke sector in het geldwezen weer enigszins terug te brengen, denken centrale banken na over digitaal centralebankgeld. De technische term is CBDC, dat staat voor Central Bank Digital Currency. Je zou het kunnen omschrijven als een digitaal bankbiljet. De vorm waarin CBDC's ingevoerd kunnen worden, is nog onduidelijk, maar je zou kunnen denken aan een betaalrekening bij de centrale bank, in ons geval De Nederlandsche Bank,  die elke burger kan openen. Zo'n rekening is in elk geval niet onderhevig aan de mogelijke wisselvalligheden waarmee particuliere banken te maken kunnen hebben.

Wel zou er een maximumbedrag voor zo'n CBDC-rekening moeten komen, bijvoorbeeld € 3.000. Zonder een dergelijk maximum bestaat de kans dat mensen hun geld massaal naar de veilige centralebankrekening gaan overmaken, wat neer zou komen op een bank run. Probleem is overigens wel dat centrale banken niet zijn ingesteld op het onderhouden van miljoenen bankrekeningen van hun klanten, zodat ze misschien toch een vorm van samenwerking met de particuliere banken gaan zoeken.